
Spreekwoorden: (1914)
Iets over zich hebben,d.w.z. eene zekere wijze van doen hebben, eene zekere eigenschap, eene eigenaardigheid bezitten; eig. iets aan of bij zich hebben, in welken zin iet over hem hebben in de middeleeuwen zeer gewoon was. Vgl. voor lateren tijd Everaert, 433: (Niemand) en mochte ten priesterlicken ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Iets over zich hebben,d.w.z. eene zekere wijze van doen hebben, eene zekere eigenschap, eene eigenaardigheid bezitten; eig. iets aan of bij zich hebben, in welken zin iet over hem hebben in de middeleeuwen zeer gewoon was. Vgl. voor lateren tijd Everaert, 433: (Niemand) en mochte ten priesterlicken ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.